Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

acabar
La ruta acaba aquí.
eindigen
De route eindigt hier.

embriagar-se
Ell s’embriaga gairebé cada vespre.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

atropellar
Un ciclista va ser atropellat per un cotxe.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

mirar
A les vacances, vaig mirar moltes atraccions.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

pintar
Vull pintar el meu pis.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

emprendre
He emprès molts viatges.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.

invertir
En què hauríem d’invertir els nostres diners?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

oferir
Què m’ofereixes pel meu peix?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

informar
Ella informa de l’escàndol a la seva amiga.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

completar
Ell completa la seva ruta de córrer cada dia.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

passar la nit
Estem passant la nit a l’cotxe.
overnachten
We overnachten in de auto.
