Woordenlijst
Leer werkwoorden – Koreaans

자랑하다
그는 그의 돈을 자랑하는 것을 좋아한다.
jalanghada
geuneun geuui don-eul jalanghaneun geos-eul joh-ahanda.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

덮다
그녀는 빵 위에 치즈로 덮었다.
deopda
geunyeoneun ppang wie chijeulo deop-eossda.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

거짓말하다
그는 무언가를 팔고 싶을 때 자주 거짓말한다.
geojismalhada
geuneun mueongaleul palgo sip-eul ttae jaju geojismalhanda.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

잊다
그녀는 이제 그의 이름을 잊었다.
ijda
geunyeoneun ije geuui ileum-eul ij-eossda.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.

도망치다
모든 사람들이 불에서 도망쳤다.
domangchida
modeun salamdeul-i bul-eseo domangchyeossda.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

보내다
이 회사는 세계 곳곳에 상품을 보낸다.
bonaeda
i hoesaneun segye gosgos-e sangpum-eul bonaenda.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

생각하다
누가 더 강하다고 생각하나요?
saeng-gaghada
nuga deo ganghadago saeng-gaghanayo?
denken
Wie denk je dat sterker is?

고르다
그녀는 새로운 선글라스를 고른다.
goleuda
geunyeoneun saeloun seongeullaseuleul goleunda.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

들어가다
그는 호텔 방에 들어간다.
deul-eogada
geuneun hotel bang-e deul-eoganda.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

작동시키다
연기가 알람을 작동시켰다.
jagdongsikida
yeongiga allam-eul jagdongsikyeossda.
activeren
De rook activeerde het alarm.

의심하다
그는 그것이 그의 여자친구라고 의심한다.
uisimhada
geuneun geugeos-i geuui yeojachingulago uisimhanda.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
