Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/93697965.webp
køre rundt
Bilerne kører rundt i en cirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/128159501.webp
blande
Forskellige ingredienser skal blandes.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
cms/verbs-webp/101765009.webp
ledsage
Hunden ledsager dem.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/123237946.webp
ske
En ulykke er sket her.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
cms/verbs-webp/61389443.webp
ligge
Børnene ligger sammen i græsset.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/43483158.webp
tage toget
Jeg vil tage derhen med toget.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.
cms/verbs-webp/125116470.webp
stole på
Vi stoler alle på hinanden.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/111021565.webp
føle afsky
Hun føler afsky for edderkopper.
walgen van
Ze walgde van spinnen.
cms/verbs-webp/101742573.webp
male
Hun har malet sine hænder.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/118567408.webp
tænke
Hvem tror du er stærkest?
denken
Wie denk je dat sterker is?
cms/verbs-webp/109766229.webp
føle
Han føler sig ofte alene.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
passere
De to passerer hinanden.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.