Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/34567067.webp
søge efter
Politiet søger efter gerningsmanden.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkere
Cyklerne er parkeret foran huset.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/74176286.webp
beskytte
Moderen beskytter sit barn.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/58477450.webp
udleje
Han udlejer sit hus.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/88597759.webp
trykke
Han trykker på knappen.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/113253386.webp
lykkes
Det lykkedes ikke denne gang.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/66787660.webp
male
Jeg vil male min lejlighed.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/102238862.webp
besøge
En gammel ven besøger hende.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/130938054.webp
dække
Barnet dækker sig selv.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/123213401.webp
hade
De to drenge hader hinanden.
haten
De twee jongens haten elkaar.
cms/verbs-webp/110775013.webp
skrive ned
Hun vil skrive sin forretningsidé ned.
opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
cms/verbs-webp/98561398.webp
blande
Maleren blander farverne.
mengen
De schilder mengt de kleuren.