Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/94796902.webp
retrouver son chemin
Je ne peux pas retrouver mon chemin.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/130814457.webp
ajouter
Elle ajoute un peu de lait au café.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.
cms/verbs-webp/102327719.webp
dormir
Le bébé dort.
slapen
De baby slaapt.
cms/verbs-webp/55788145.webp
couvrir
L’enfant couvre ses oreilles.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
cms/verbs-webp/104167534.webp
posséder
Je possède une voiture de sport rouge.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
cms/verbs-webp/120900153.webp
sortir
Les enfants veulent enfin sortir.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/43956783.webp
s’enfuir
Notre chat s’est enfui.
weglopen
Onze kat is weggelopen.
cms/verbs-webp/27564235.webp
travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/33599908.webp
servir
Les chiens aiment servir leurs maîtres.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
cms/verbs-webp/36190839.webp
combattre
Les pompiers combattent le feu depuis les airs.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
cms/verbs-webp/32180347.webp
démonter
Notre fils démonte tout!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/123947269.webp
surveiller
Tout est surveillé ici par des caméras.
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.