Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

hodit se
Cesta není vhodná pro cyklisty.
geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.

sledovat myšlenku
U karetních her musíš sledovat myšlenku.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

stýskat se
Bude mi po tobě tak stýskat!
missen
Ik zal je zo erg missen!

třídit
Rád třídí své známky.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

myslet
Musí na něj pořád myslet.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

viset
Oba visí na větvi.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

ustoupit
Mnoho starých domů musí ustoupit novým.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

chodit
Rád chodí v lese.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

stačit
Salát mi na oběd stačí.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

dovolit
Neměl by se dovolit deprese.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

zakrýt
Dítě zakrývá své uši.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
