Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

skočiti ven
Riba skoči iz vode.
uitspringen
De vis springt uit het water.

zagotavljati
Zavarovanje zagotavlja zaščito v primeru nesreč.
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

odpeljati domov
Po nakupovanju se oba odpeljeta domov.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

hoditi
Po tej poti se ne sme hoditi.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.

obdržati
Denar lahko obdržite.
houden
Je mag het geld houden.

poslušati
Otroci radi poslušajo njene zgodbe.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

miniti
Srednji vek je minil.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

vplivati
Ne pusti, da te drugi vplivajo!
beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

poenostaviti
Zapletene stvari morate otrokom poenostaviti.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

rešiti
Zdravniki so mu rešili življenje.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

misliti
Koga misliš, da je močnejši?
denken
Wie denk je dat sterker is?
