Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/70864457.webp
prinašati
Dostavljavec prinaša hrano.
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/104849232.webp
roditi
Kmalu bo rodila.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/87142242.webp
viseti dol
Viseča mreža visi s stropa.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.
cms/verbs-webp/68435277.webp
priti
Vesel sem, da si prišel!
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
cms/verbs-webp/77738043.webp
začeti
Vojaki začenjajo.
beginnen
De soldaten beginnen.
cms/verbs-webp/123519156.webp
preživeti
Ves svoj prosti čas preživi zunaj.
doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
cms/verbs-webp/68779174.webp
zastopati
Odvetniki na sodišču zastopajo svoje stranke.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/89635850.webp
poklicati
Pobrala je telefon in poklicala številko.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/11497224.webp
odgovoriti
Študent odgovori na vprašanje.
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
cms/verbs-webp/120801514.webp
pogrešati
Zelo te bom pogrešal!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/122638846.webp
pustiti brez besed
Presenečenje jo pusti brez besed.
sprakeloos maken
De verrassing maakt haar sprakeloos.
cms/verbs-webp/65915168.webp
šelestiti
Listje šelesti pod mojimi nogami.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.