Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

razumeti se
Končajta svoj prepir in se končno razumita!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

razprodati
Blago se razprodaja.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

nositi
Osliček nosi težko breme.
dragen
De ezel draagt een zware last.

razumeti
Ne morem te razumeti!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

vprašati
Moja učiteljica me pogosto vpraša.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

misliti
Koga misliš, da je močnejši?
denken
Wie denk je dat sterker is?

slikati
Naslikal sem ti lepo sliko!
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!

posodobiti
Danes morate nenehno posodabljati svoje znanje.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

poslušati
Rad posluša trebuh svoje noseče žene.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

prekriti
Kruh je prekrila s sirom.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

dešifrirati
On dešifrira drobni tisk z lupo.
ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.
