Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/81986237.webp
meng
Sy meng ’n vrugtesap.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
cms/verbs-webp/57481685.webp
’n jaar herhaal
Die student het ’n jaar herhaal.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/86710576.webp
vertrek
Ons vakansiegaste het gister vertrek.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkeer
Die fietse is voor die huis geparkeer.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/99592722.webp
vorm
Ons vorm ’n goeie span saam.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beskerm
Kinders moet beskerm word.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/119269664.webp
slaag
Die studente het die eksamen geslaag.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/77738043.webp
begin
Die soldate begin.
beginnen
De soldaten beginnen.
cms/verbs-webp/127720613.webp
mis
Hy mis sy vriendin baie.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/49853662.webp
skryf oor
Die kunstenaars het oor die hele muur geskryf.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/109542274.webp
deurlaat
Moet vlugtelinge by die grense deurgelaat word?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/23257104.webp
druk
Hulle druk die man in die water.
duwen
Ze duwen de man het water in.