Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

verslaan
Die swakker hond is in die geveg verslaan.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

let
’n Mens moet op die padtekens let.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

verryk
Speserye verryk ons kos.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

hang af
Die hangmat hang af van die plafon.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

aanstel
Die maatskappy wil meer mense aanstel.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

kyk na
Op vakansie het ek baie besienswaardighede bekyk.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

eindig
Die roete eindig hier.
eindigen
De route eindigt hier.

gooi na
Hulle gooi die bal na mekaar.
gooien naar
Ze gooien de bal naar elkaar.

draai
Jy mag links draai.
draaien
Je mag naar links draaien.

verwag
My suster verwag ’n kind.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

voltooi
Hulle het die moeilike taak voltooi.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
