Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans
beklemtoon
Jy kan jou oë goed met grimering beklemtoon.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
verryk
Speserye verryk ons kos.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
neem
Sy moet baie medikasie neem.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
gaan
Waarheen het die meer wat hier was, gegaan?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
vashaak
Ek’s vasgehaak en kan nie ’n uitweg vind nie.
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
skryf aan
Hy het verlede week aan my geskryf.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
voel
Die ma voel baie liefde vir haar kind.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
kom maklik
Surfing kom maklik vir hom.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
vermy
Sy vermy haar kollega.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
spring uit
Die vis spring uit die water.
uitspringen
De vis springt uit het water.
skree
As jy gehoor wil word, moet jy jou boodskap hard skree.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.