Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/95938550.webp
saamneem
Ons het ’n Kersboom saamgeneem.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/99169546.webp
kyk
Almal kyk na hulle fone.
kijken
Iedereen kijkt naar hun telefoons.
cms/verbs-webp/82604141.webp
weggooi
Hy trap op ’n weggegooide piesangskil.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/8482344.webp
soen
Hy soen die baba.
kussen
Hij kust de baby.
cms/verbs-webp/123619164.webp
swem
Sy swem gereeld.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoer
Ons vervoer die fietse op die motor se dak.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wag
Sy wag vir die bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/111892658.webp
lewer
Hy lewer pizzas by huise af.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/58993404.webp
huis toe gaan
Hy gaan huis toe na die werk.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.
cms/verbs-webp/95543026.webp
deelneem
Hy neem deel aan die wedren.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/109542274.webp
deurlaat
Moet vlugtelinge by die grense deurgelaat word?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
cms/verbs-webp/93697965.webp
ry rond
Die motors ry rond in ’n sirkel.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.