Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
vertrek
Die trein vertrek.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
uitpraat
Sy wil by haar vriendin uitpraat.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
slaan
Ouers moenie hul kinders slaan nie.
cms/verbs-webp/1422019.webp
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
herhaal
My papegaai kan my naam herhaal.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
meng
Sy meng ’n vrugtesap.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
cms/verbs-webp/115153768.webp
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
sien duidelik
Ek kan alles duidelik sien deur my nuwe brille.
cms/verbs-webp/101938684.webp
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
uitvoer
Hy voer die herstelwerk uit.
cms/verbs-webp/82095350.webp
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
druk
Die verpleegster druk die pasiënt in ’n rolstoel.
cms/verbs-webp/111063120.webp
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
leer ken
Vreemde honde wil mekaar leer ken.
cms/verbs-webp/114993311.webp
zien
Je kunt beter zien met een bril.
sien
Jy kan beter sien met brille.
cms/verbs-webp/84847414.webp
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
versorg
Ons seun versorg sy nuwe motor baie goed.