Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/80332176.webp
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
onderstreep
Hy het sy verklaring onderstreep.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
meld aan
Almal aan boord meld by die kaptein aan.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
luister
Hy luister na haar.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
meng
Sy meng ’n vrugtesap.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
vergesel
Die hond vergesel hulle.
cms/verbs-webp/127620690.webp
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
belas
Maatskappye word op verskeie maniere belas.
cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
sny uit
Die vorms moet uitgesny word.
cms/verbs-webp/63457415.webp
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
vereenvoudig
Jy moet ingewikkelde dinge vir kinders vereenvoudig.
cms/verbs-webp/32685682.webp
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
bewus wees van
Die kind is bewus van sy ouers se argument.
cms/verbs-webp/115291399.webp
willen
Hij wil te veel!
wil hê
Hy wil te veel hê!
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
koop
Hulle wil ’n huis koop.