Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
onderstreep
Hy het sy verklaring onderstreep.

melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
meld aan
Almal aan boord meld by die kaptein aan.

luisteren
Hij luistert naar haar.
luister
Hy luister na haar.

mengen
Ze mengt een vruchtensap.
meng
Sy meng ’n vrugtesap.

begeleiden
De hond begeleidt hen.
vergesel
Die hond vergesel hulle.

belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
belas
Maatskappye word op verskeie maniere belas.

uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
sny uit
Die vorms moet uitgesny word.

vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.
vereenvoudig
Jy moet ingewikkelde dinge vir kinders vereenvoudig.

bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
bewus wees van
Die kind is bewus van sy ouers se argument.

willen
Hij wil te veel!
wil hê
Hy wil te veel hê!

beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
