Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/40129244.webp
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
uitklim
Sy klim uit die motor uit.
cms/verbs-webp/21689310.webp
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
roep op
My onderwyser roep my dikwels op.
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
reis
Hy hou daarvan om te reis en het baie lande gesien.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
terugkeer
Die boemerang het teruggekeer.
cms/verbs-webp/91147324.webp
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
beloon
Hy is met ’n medalje beloon.
cms/verbs-webp/116358232.webp
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
gebeur
Iets sleg het gebeur.
cms/verbs-webp/123834435.webp
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
terugneem
Die toestel is defektief; die handelaar moet dit terugneem.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
ontslaan
My baas het my ontslaan.
cms/verbs-webp/104476632.webp
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
was
Ek hou nie daarvan om die skottelgoed te was nie.
cms/verbs-webp/99633900.webp
verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
verken
Mense wil Mars verken.
cms/verbs-webp/100649547.webp
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
aanstel
Die aansoeker is aangestel.