Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/35071619.webp
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
verbygaan
Die twee gaan by mekaar verby.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
bestuur
Wie bestuur die geld in jou gesin?
cms/verbs-webp/97335541.webp
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
lewer kommentaar
Hy lewer elke dag kommentaar oor politiek.
cms/verbs-webp/63244437.webp
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
bedek
Sy bedek haar gesig.
cms/verbs-webp/100434930.webp
eindigen
De route eindigt hier.
eindig
Die roete eindig hier.
cms/verbs-webp/128644230.webp
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
hernu
Die skilder wil die muurkleur hernu.
cms/verbs-webp/106665920.webp
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
voel
Die ma voel baie liefde vir haar kind.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
verdeel
Hulle verdeel die huishoudelike take onder mekaar.
cms/verbs-webp/103719050.webp
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
ontwikkel
Hulle ontwikkel ’n nuwe strategie.
cms/verbs-webp/97188237.webp
dansen
Ze dansen verliefd een tango.
dans
Hulle dans ’n tango uit liefde.
cms/verbs-webp/94312776.webp
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
weggee
Sy gee haar hart weg.
cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
soek
Die inbreker soek die huis.