Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
sorteer
Ek het nog baie papier om te sorteer.

creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
skep
Hy het ’n model vir die huis geskep.

schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
verf
Ek wil my woonstel verf.

aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
aanstel
Die maatskappy wil meer mense aanstel.

voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
voltooi
Hulle het die moeilike taak voltooi.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
lees
Ek kan nie sonder brille lees nie.

sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
stuur
Ek het vir jou ’n boodskap gestuur.

brengen
De koerier brengt een pakketje.
bring
Die boodskapper bring ’n pakkie.

teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
teruggee
Die onderwyser gee die opstelle terug aan die studente.

overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
gebeur aan
Het iets met hom in die werkongeluk gebeur?

plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.
plaasvind
Die begrafnis het eergister plaasgevind.
