Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.
cms/verbs-webp/84314162.webp
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
uitsprei
Hy sprei sy arms wyd uit.
cms/verbs-webp/102447745.webp
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
kanselleer
Hy het ongelukkig die vergadering gekanselleer.
cms/verbs-webp/104135921.webp
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
binnegaan
Hy gaan die hotelkamer binne.
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
sny
Die haarkapper sny haar hare.
cms/verbs-webp/33688289.webp
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
inlaat
Mens moet nooit vreemdelinge inlaat nie.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
meng
Die skilder meng die kleure.
cms/verbs-webp/109657074.webp
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
jaag weg
Een swaan jaag ’n ander weg.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
korrekteer
Die onderwyser korrekteer die studente se opstelle.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wachten
Ze wacht op de bus.
wag
Sy wag vir die bus.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
verkies
Baie kinders verkies lekkers bo gesonde dinge.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
terugbring
Die hond bring die speelding terug.