Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/101630613.webp
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
soek
Die inbreker soek die huis.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
verf
Ek wil my woonstel verf.
cms/verbs-webp/119335162.webp
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
beweeg
Dit is gesond om baie te beweeg.
cms/verbs-webp/88597759.webp
drukken
Hij drukt op de knop.
druk
Hy druk die knoppie.
cms/verbs-webp/113966353.webp
serveren
De ober serveert het eten.
bedien
Die kelner bedien die kos.
cms/verbs-webp/28581084.webp
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
hang af
Ystappels hang af van die dak.
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
hou van
Sy hou meer van sjokolade as van groente.
cms/verbs-webp/101383370.webp
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.
uitgaan
Die meisies hou daarvan om saam uit te gaan.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
verkies
Baie kinders verkies lekkers bo gesonde dinge.
cms/verbs-webp/36190839.webp
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
veg
Die brandweer beveg die brand vanuit die lug.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
woon
Hulle woon in ’n gedeelde woonstel.
cms/verbs-webp/92207564.webp
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
ry
Hulle ry so vinnig as wat hulle kan.