Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/119269664.webp
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
slaag
Die studente het die eksamen geslaag.
cms/verbs-webp/35137215.webp
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
slaan
Ouers moenie hul kinders slaan nie.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
voltooi
Kan jy die legkaart voltooi?
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sit
Baie mense sit in die kamer.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
ontslaan
My baas het my ontslaan.
cms/verbs-webp/106591766.webp
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
genoeg wees
’n Slaai is vir my genoeg vir middagete.
cms/verbs-webp/94482705.webp
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
vertaal
Hy kan tussen ses tale vertaal.
cms/verbs-webp/51573459.webp
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
beklemtoon
Jy kan jou oë goed met grimering beklemtoon.
cms/verbs-webp/89636007.webp
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
teken
Hy het die kontrak geteken.
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
kies
Dit is moeilik om die regte een te kies.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
dank
Hy het haar met blomme gedank.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
kontroleer
Die tandarts kontroleer die pasiënt se tande.