Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
gewoond raak
Kinders moet gewoond raak aan tandeborsel.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
cms/verbs-webp/113671812.webp
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
deel
Ons moet leer om ons rykdom te deel.
cms/verbs-webp/119613462.webp
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
verwag
My suster verwag ’n kind.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
bestaan
Dinosaurussen bestaan nie meer vandag nie.
cms/verbs-webp/81986237.webp
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
meng
Sy meng ’n vrugtesap.
cms/verbs-webp/98977786.webp
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
noem
Hoeveel lande kan jy noem?
cms/verbs-webp/110646130.webp
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.
bedek
Sy het die brood met kaas bedek.
cms/verbs-webp/93221279.webp
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
brand
’n Vuur brand in die kaggel.
cms/verbs-webp/61806771.webp
brengen
De koerier brengt een pakketje.
bring
Die boodskapper bring ’n pakkie.
cms/verbs-webp/68761504.webp
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.
kontroleer
Die tandarts kontroleer die pasiënt se tande.
cms/verbs-webp/108520089.webp
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
bevat
Vis, kaas, en melk bevat baie proteïen.