Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
verstaan
Ek kan jou nie verstaan nie!
cms/verbs-webp/18316732.webp
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
ry deur
Die kar ry deur ’n boom.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
cms/verbs-webp/120015763.webp
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
wil uitgaan
Die kind wil buitentoe gaan.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
aanteken
Jy moet met jou wagwoord aanteken.
cms/verbs-webp/114379513.webp
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
bedek
Die waterlelies bedek die water.
cms/verbs-webp/90643537.webp
zingen
De kinderen zingen een lied.
sing
Die kinders sing ’n lied.
cms/verbs-webp/119417660.webp
geloven
Veel mensen geloven in God.
glo
Baie mense glo in God.
cms/verbs-webp/120220195.webp
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.
verkoop
Die handelaars verkoop baie goedere.
cms/verbs-webp/78342099.webp
geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
geldig wees
Die visum is nie meer geldig nie.
cms/verbs-webp/120655636.webp
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
opdateer
Deesdae moet jy jou kennis voortdurend opdateer.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
stuur
Hy stuur ’n brief.