Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/55119061.webp
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
begin hardloop
Die atleet is op die punt om te begin hardloop.
cms/verbs-webp/103910355.webp
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
sit
Baie mense sit in die kamer.
cms/verbs-webp/82669892.webp
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
gaan
Waarheen gaan julle albei?
cms/verbs-webp/125376841.webp
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
kyk na
Op vakansie het ek baie besienswaardighede bekyk.
cms/verbs-webp/119379907.webp
raden
Je moet raden wie ik ben!
raai
Jy moet raai wie ek is!
cms/verbs-webp/19584241.webp
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
beskik oor
Kinders beskik net oor sakgeld.
cms/verbs-webp/93221270.webp
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.
verdwaal
Ek het op my pad verdwaal.
cms/verbs-webp/105875674.webp
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
skop
In vegkuns moet jy goed kan skop.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
aanvaar
Ek kan dit nie verander nie, ek moet dit aanvaar.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
opstaan en praat
Wie iets weet, mag in die klas opstaan en praat.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
binnegaan
Die ondergrondse het nou die stasie binngegaan.
cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.