Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
draai
Jy mag links draai.
cms/verbs-webp/96628863.webp
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
spaar
Die meisie spaar haar sakgeld.
cms/verbs-webp/120801514.webp
missen
Ik zal je zo erg missen!
mis
Ek gaan jou so baie mis!
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
woon
Hulle woon in ’n gedeelde woonstel.
cms/verbs-webp/42212679.webp
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
werk vir
Hy het hard gewerk vir sy goeie punte.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
verminder
Ek moet beslis my verwarmingskoste verminder.
cms/verbs-webp/28581084.webp
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
hang af
Ystappels hang af van die dak.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
werk
Die motorfiets is stukkend; dit werk nie meer nie.
cms/verbs-webp/73880931.webp
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
maak skoon
Die werker maak die venster skoon.
cms/verbs-webp/89025699.webp
dragen
De ezel draagt een zware last.
dra
Die donkie dra ’n swaar las.
cms/verbs-webp/85191995.webp
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!
oor die weg kom
Beëindig jou stryd en kom eindelik oor die weg!
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
verbind
Hierdie brug verbind twee buurte.