Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
praat met
Iemand moet met hom praat; hy’s so eensaam.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
vergesel
Die hond vergesel hulle.
cms/verbs-webp/88597759.webp
drukken
Hij drukt op de knop.
druk
Hy druk die knoppie.
cms/verbs-webp/102168061.webp
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
protes
Mense protes teen onreg.
cms/verbs-webp/129403875.webp
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
lui
Die klok lui elke dag.
cms/verbs-webp/120200094.webp
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
meng
Jy kan ’n gesonde slaai met groente meng.
cms/verbs-webp/125884035.webp
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
verras
Sy het haar ouers met ’n geskenk verras.
cms/verbs-webp/132030267.webp
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
verbruik
Sy verbruik ’n stuk koek.
cms/verbs-webp/93150363.webp
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
wakker word
Hy het pas wakker geword.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
sterf
Baie mense sterf in flieks.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
ontmoet
Soms ontmoet hulle in die trappehuis.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Albei hang aan ’n tak.