Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/113248427.webp
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
wen
Hy probeer om by skaak te wen.
cms/verbs-webp/106515783.webp
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
vernietig
Die tornado vernietig baie huise.
cms/verbs-webp/68212972.webp
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
opstaan en praat
Wie iets weet, mag in die klas opstaan en praat.
cms/verbs-webp/101765009.webp
begeleiden
De hond begeleidt hen.
vergesel
Die hond vergesel hulle.
cms/verbs-webp/104818122.webp
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
herstel
Hy wou die kabel herstel.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
stel voor
Hy stel sy nuwe vriendin aan sy ouers voor.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
cms/verbs-webp/120900153.webp
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
buite gaan
Die kinders wil uiteindelik buite gaan.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
wag
Ons moet nog ’n maand wag.
cms/verbs-webp/101158501.webp
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
dank
Hy het haar met blomme gedank.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
ontmoet
Soms ontmoet hulle in die trappehuis.
cms/verbs-webp/109588921.webp
uitzetten
Ze zet de wekker uit.
skakel af
Sy skakel die alarmklok af.