Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/91254822.webp
plukken
Ze plukte een appel.
pluk
Sy het ’n appel gepluk.
cms/verbs-webp/61826744.webp
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
skep
Wie het die Aarde geskep?
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
vertrou
Ons almal vertrou mekaar.
cms/verbs-webp/127720613.webp
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
mis
Hy mis sy vriendin baie.
cms/verbs-webp/22225381.webp
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
vertrek
Die skip vertrek uit die hawe.
cms/verbs-webp/62788402.webp
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
onderskryf
Ons onderskryf jou idee graag.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
moet
’n Mens moet baie water drink.
cms/verbs-webp/125402133.webp
aanraken
Hij raakte haar teder aan.
raak
Hy het haar teer aangeraak.
cms/verbs-webp/119425480.webp
denken
Je moet veel denken bij schaken.
dink
Jy moet baie dink in skaak.
cms/verbs-webp/57248153.webp
vermelden
De baas vermeldde dat hij hem zal ontslaan.
noem
Die baas het genoem dat hy hom sal ontslaan.
cms/verbs-webp/107852800.webp
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
kyk
Sy kyk deur ’n verkyker.
cms/verbs-webp/124525016.webp
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.