Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/115847180.webp
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
help
Almal help om die tent op te slaan.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
studeer
Die meisies hou daarvan om saam te studeer.
cms/verbs-webp/82378537.webp
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.
wegdoen
Hierdie ou rubber bande moet afsonderlik weggedoen word.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
vertrou
Ons almal vertrou mekaar.
cms/verbs-webp/119417660.webp
geloven
Veel mensen geloven in God.
glo
Baie mense glo in God.
cms/verbs-webp/79201834.webp
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
verbind
Hierdie brug verbind twee buurte.
cms/verbs-webp/87994643.webp
wandelen
De groep wandelde over een brug.
stap
Die groep het oor ’n brug gestap.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luisteren
Hij luistert naar haar.
luister
Hy luister na haar.
cms/verbs-webp/119501073.webp
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
lê oorkant
Daar is die kasteel - dit lê reg oorkant!
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
terugbel
Bel my asseblief môre terug.
cms/verbs-webp/50772718.webp
annuleren
Het contract is geannuleerd.
kanselleer
Die kontrak is gekanselleer.
cms/verbs-webp/49374196.webp
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
ontslaan
My baas het my ontslaan.