Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
lewer
Hy lewer pizzas by huise af.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
ry
Kinders hou daarvan om fietse of stootskooters te ry.
cms/verbs-webp/43100258.webp
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
ontmoet
Soms ontmoet hulle in die trappehuis.
cms/verbs-webp/109157162.webp
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
kom maklik
Surfing kom maklik vir hom.
cms/verbs-webp/33564476.webp
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.
aflewer
Die pizza afleweringsman lewer die pizza af.
cms/verbs-webp/83548990.webp
terugkomen
De boemerang kwam terug.
terugkeer
Die boemerang het teruggekeer.
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
oorneem
Die sprinkane het oorgeneem.
cms/verbs-webp/95190323.webp
stemmen
Men stemt voor of tegen een kandidaat.
stem
Mens stem vir of teen ’n kandidaat.
cms/verbs-webp/79322446.webp
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
stel voor
Hy stel sy nuwe vriendin aan sy ouers voor.
cms/verbs-webp/38296612.webp
bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
bestaan
Dinosaurussen bestaan nie meer vandag nie.
cms/verbs-webp/74908730.webp
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.
veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.
cms/verbs-webp/44127338.webp
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
bedank
Hy het sy werk bedank.