Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
verhuur
Hy verhuur sy huis.
cms/verbs-webp/55269029.webp
missen
Hij miste de spijker en verwondde zichzelf.
mis
Hy het die spyker gemis en homself beseer.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
lei
Hy lei die meisie aan die hand.
cms/verbs-webp/103797145.webp
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
aanstel
Die maatskappy wil meer mense aanstel.
cms/verbs-webp/100965244.webp
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
kyk af
Sy kyk af in die vallei.
cms/verbs-webp/92207564.webp
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.
ry
Hulle ry so vinnig as wat hulle kan.
cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
hardloop na
Die meisie hardloop na haar ma toe.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
ry
Kinders hou daarvan om fietse of stootskooters te ry.
cms/verbs-webp/67880049.webp
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!
laat gaan
Jy moet nie die greep loslaat nie!
cms/verbs-webp/65199280.webp
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
hardloop na
Die moeder hardloop na haar seun.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
hang
Albei hang aan ’n tak.
cms/verbs-webp/119417660.webp
geloven
Veel mensen geloven in God.
glo
Baie mense glo in God.