Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/106622465.webp
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
sit
Sy sit by die see met sonsak.
cms/verbs-webp/58292283.webp
eisen
Hij eist compensatie.
eis
Hy eis vergoeding.
cms/verbs-webp/95056918.webp
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
lei
Hy lei die meisie aan die hand.
cms/verbs-webp/99725221.webp
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lieg
Soms moet mens in ’n noodgeval lieg.
cms/verbs-webp/93947253.webp
sterven
Veel mensen sterven in films.
sterf
Baie mense sterf in flieks.
cms/verbs-webp/47969540.webp
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
blind word
Die man met die merke het blind geword.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
afbrand
Die vuur sal baie van die woud afbrand.
cms/verbs-webp/97784592.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
let
’n Mens moet op die padtekens let.
cms/verbs-webp/46602585.webp
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
vervoer
Ons vervoer die fietse op die motor se dak.
cms/verbs-webp/129945570.webp
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
antwoord
Sy het met ’n vraag geantwoord.
cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
gesels
Studente moet nie tydens die klas gesels nie.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
aanbied
Sy het aangebied om die blomme nat te gooi.