Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/63645950.webp
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.
hardloop
Sy hardloop elke oggend op die strand.
cms/verbs-webp/118826642.webp
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
verduidelik
Oupa verduidelik die wêreld aan sy kleinkind.
cms/verbs-webp/68435277.webp
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
kom
Ek’s bly jy het gekom!
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
gewoond raak
Kinders moet gewoond raak aan tandeborsel.
cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
stuur
Hierdie maatskappy stuur goedere regoor die wêreld.
cms/verbs-webp/60395424.webp
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
spring rond
Die kind spring gelukkig rond.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
woon
Hulle woon in ’n gedeelde woonstel.
cms/verbs-webp/89084239.webp
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
verminder
Ek moet beslis my verwarmingskoste verminder.
cms/verbs-webp/80116258.webp
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.
evalueer
Hy evalueer die prestasie van die maatskappy.
cms/verbs-webp/80427816.webp
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.
korrekteer
Die onderwyser korrekteer die studente se opstelle.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
herhaal
Kan jy dit asseblief herhaal?
cms/verbs-webp/87205111.webp
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
oorneem
Die sprinkane het oorgeneem.