Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/51573459.webp
beklemtoon
Jy kan jou oë goed met grimering beklemtoon.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/95543026.webp
deelneem
Hy neem deel aan die wedren.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/78063066.webp
hou
Ek hou my geld in my nagkassie.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
cms/verbs-webp/115628089.webp
voorberei
Sy berei ’n koek voor.
bereiden
Ze bereidt een taart.
cms/verbs-webp/59250506.webp
aanbied
Sy het aangebied om die blomme nat te gooi.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
cms/verbs-webp/102823465.webp
wys
Ek kan ’n visum in my paspoort wys.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/70864457.webp
bring
Die afleweringspersoon bring die kos.
brengen
De bezorger brengt het eten.
cms/verbs-webp/110045269.webp
voltooi
Hy voltooi sy drafroete elke dag.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/106591766.webp
genoeg wees
’n Slaai is vir my genoeg vir middagete.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
cms/verbs-webp/113842119.webp
verbygaan
Die middeleeuse periode het verbygegaan.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.
cms/verbs-webp/45022787.webp
doodmaak
Ek sal die vlieg doodmaak!
doden
Ik zal de vlieg doden!
cms/verbs-webp/23258706.webp
optrek
Die helikopter trek die twee mans op.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.