Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

beklemtoon
Jy kan jou oë goed met grimering beklemtoon.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

deelneem
Hy neem deel aan die wedren.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

hou
Ek hou my geld in my nagkassie.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

voorberei
Sy berei ’n koek voor.
bereiden
Ze bereidt een taart.

aanbied
Sy het aangebied om die blomme nat te gooi.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.

wys
Ek kan ’n visum in my paspoort wys.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

bring
Die afleweringspersoon bring die kos.
brengen
De bezorger brengt het eten.

voltooi
Hy voltooi sy drafroete elke dag.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.

genoeg wees
’n Slaai is vir my genoeg vir middagete.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

verbygaan
Die middeleeuse periode het verbygegaan.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.

doodmaak
Ek sal die vlieg doodmaak!
doden
Ik zal de vlieg doden!
