Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

walg
Sy walg vir spinnekoppe.
walgen van
Ze walgde van spinnen.

kom maklik
Surfing kom maklik vir hom.
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.

publiseer
Advertensies word dikwels in koerante gepubliseer.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.

beperk
Hekke beperk ons vryheid.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

staan op
Sy kan nie meer op haar eie staan nie.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

lieg
Soms moet mens in ’n noodgeval lieg.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

belangstel
Ons kind stel baie belang in musiek.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

’n fout maak
Dink deeglik sodat jy nie ’n fout maak nie!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

oornag
Ons oornag in die kar.
overnachten
We overnachten in de auto.

veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

was
Die ma was haar kind.
wassen
De moeder wast haar kind.
