Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/118011740.webp
construir
Los niños están construyendo una torre alta.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/121928809.webp
fortalecer
La gimnasia fortalece los músculos.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
cms/verbs-webp/1502512.webp
leer
No puedo leer sin gafas.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
cms/verbs-webp/119235815.webp
amar
Realmente ama a su caballo.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
cms/verbs-webp/65915168.webp
susurrar
Las hojas susurran bajo mis pies.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/108991637.webp
evitar
Ella evita a su compañero de trabajo.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/23258706.webp
elevar
El helicóptero eleva a los dos hombres.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
cms/verbs-webp/123546660.webp
revisar
El mecánico revisa las funciones del coche.
controleren
De monteur controleert de functies van de auto.
cms/verbs-webp/33688289.webp
dejar entrar
Nunca se debe dejar entrar a extraños.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/47241989.webp
buscar
Lo que no sabes, tienes que buscarlo.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/73880931.webp
limpiar
El trabajador está limpiando la ventana.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/17624512.webp
acostumbrarse
Los niños necesitan acostumbrarse a cepillarse los dientes.
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.