Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

escribir por todas partes
Los artistas han escrito por toda la pared entera.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

examinar
En este laboratorio se examinan muestras de sangre.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

responder
Ella respondió con una pregunta.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

extrañar
¡Te extrañaré mucho!
missen
Ik zal je zo erg missen!

hablar
Quien sepa algo puede hablar en clase.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.

dormir
Quieren finalmente dormir hasta tarde una noche.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

proteger
Los niños deben ser protegidos.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.

nombrar
¿Cuántos países puedes nombrar?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

despertar
El despertador la despierta a las 10 a.m.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

coger
Ella cogió una manzana.
plukken
Ze plukte een appel.

detener
La mujer detiene un coche.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
