Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/49853662.webp
escribir por todas partes
Los artistas han escrito por toda la pared entera.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/73488967.webp
examinar
En este laboratorio se examinan muestras de sangre.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
cms/verbs-webp/129945570.webp
responder
Ella respondió con una pregunta.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/120801514.webp
extrañar
¡Te extrañaré mucho!
missen
Ik zal je zo erg missen!
cms/verbs-webp/68212972.webp
hablar
Quien sepa algo puede hablar en clase.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/101945694.webp
dormir
Quieren finalmente dormir hasta tarde una noche.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/118232218.webp
proteger
Los niños deben ser protegidos.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/98977786.webp
nombrar
¿Cuántos países puedes nombrar?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
cms/verbs-webp/40094762.webp
despertar
El despertador la despierta a las 10 a.m.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
cms/verbs-webp/91254822.webp
coger
Ella cogió una manzana.
plukken
Ze plukte een appel.
cms/verbs-webp/124740761.webp
detener
La mujer detiene un coche.
stoppen
De vrouw stopt een auto.
cms/verbs-webp/108556805.webp
mirar hacia abajo
Podía mirar hacia abajo a la playa desde la ventana.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.