Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

superar
Las ballenas superan a todos los animales en peso.
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

responder
Ella respondió con una pregunta.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

rezar
Él reza en silencio.
bidden
Hij bidt in stilte.

luchar
Los atletas luchan entre sí.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.

perdonar
Le perdono sus deudas.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

proporcionar
Se proporcionan sillas de playa para los veraneantes.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

deleitar
El gol deleita a los aficionados alemanes al fútbol.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.

escribir por todas partes
Los artistas han escrito por toda la pared entera.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.

entregar
Él entrega pizzas a domicilio.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

sobrevivir
Ella tiene que sobrevivir con poco dinero.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

atravesar
El agua estaba demasiado alta; el camión no pudo atravesar.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
