Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/118549726.webp
kontrollima
Hambaarst kontrollib hambaid.
controleren
De tandarts controleert de tanden.
cms/verbs-webp/113248427.webp
võitma
Ta üritab males võita.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/110347738.webp
rõõmustama
Värav rõõmustab Saksa jalgpallifänne.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
cms/verbs-webp/84476170.webp
nõudma
Ta nõudis õnnetuses osalenud isikult kompensatsiooni.
eisen
Hij eiste compensatie van de persoon waarmee hij een ongeluk had.
cms/verbs-webp/90032573.webp
teadma
Lapsed on väga uudishimulikud ja teavad juba palju.
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
cms/verbs-webp/65840237.webp
saatma
Kaubad saadetakse mulle pakendis.
sturen
De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.
cms/verbs-webp/91997551.webp
mõistma
Kõike arvutite kohta ei saa mõista.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/88597759.webp
vajutama
Ta vajutab nuppu.
drukken
Hij drukt op de knop.
cms/verbs-webp/56994174.webp
välja tulema
Mis tuleb munast välja?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
cms/verbs-webp/121870340.webp
jooksma
Sportlane jookseb.
rennen
De atleet rent.
cms/verbs-webp/90643537.webp
laulma
Lapsed laulavad laulu.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/43532627.webp
elama
Nad elavad ühiskorteris.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.