Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

preguntar
La meva mestra sovint em pregunta.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.

pegar
Els pares no haurien de pegar als seus fills.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

conviure
Els dos planejen conviure aviat.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

comprovar
El dentista comprova les dents.
controleren
De tandarts controleert de tanden.

buscar
El lladre busca la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

veure
Puc veure-ho tot clarament amb les meves noves ulleres.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

portar de tornada
La mare porta la filla de tornada a casa.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

llegir
No puc llegir sense ulleres.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

desfer-se
Aquestes velles pneumàtiques s’han de desfer separadament.
weggooien
Deze oude rubberen banden moeten apart worden weggegooid.

criticar
El cap critica l’empleat.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.

recuperar
Vaig recuperar el canvi.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
