Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

tornar
La mestra torna els assaigs als estudiants.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

escollir
És difícil escollir el correcte.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

mirar
A les vacances, vaig mirar moltes atraccions.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

donar
Què li va donar el seu nòvio pel seu aniversari?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?

succeir
Li va succeir alguna cosa en l’accident laboral?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

dependre
Ell és cec i depèn de l’ajuda externa.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

acabar
Com hem acabat en aquesta situació?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

deixar passar
Haurien de deixar passar els refugiats a les fronteres?
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?

passar per
Els dos passen l’un per l’altre.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.

saltar
El nen salta feliçment.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

anar més lluny
No pots anar més enllà d’aquest punt.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
