Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws
užvažiuoti
Deja, daug gyvūnų vis dar užvažiuojami automobiliais.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
treniruotis
Profesionaliems sportininkams reikia kasdien treniruotis.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
atnaujinti
Netrukus vėl reikės atnaujinti laikrodį.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
vaikščioti
Šiuo taku neleidžiama vaikščioti.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
suprasti
Vaikas supranta tėvų ginčą.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
suprasti
Aš tavęs nesuprantu!
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
atvykti
Jis atvyko laiku.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
maišyti
Reikia sumaišyti įvairius ingredientus.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
plauti
Man nepatinka plauti indus.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
apkirpti
Medžiaga yra apkarpoma.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
naudoti
Gaisre naudojame kaukes nuo dūmų.
gebruiken
We gebruiken gasmaskers in het vuur.