Woordenlijst
Leer werkwoorden – Litouws

pradėti
Žygeiviai anksti pradėjo ryte.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.

sutaupyti
Galite sutaupyti šildymui.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

pasukti
Galite pasukti kairėn.
draaien
Je mag naar links draaien.

spirti
Jie mėgsta spirti, bet tik stalo futbolo žaidime.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.

vadovauti
Jam patinka vadovauti komandai.
leiden
Hij leidt graag een team.

užvažiuoti
Dviratininką užvažiavo automobilis.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

rodyti
Čia rodomas modernus menas.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

išvykti
Laivas išplaukia iš uosto.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

užvažiuoti
Deja, daug gyvūnų vis dar užvažiuojami automobiliais.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

nešti
Jie neša savo vaikus ant nugarų.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

pranešti
Visi laive praneša kapitonui.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
