Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

walk
He likes to walk in the forest.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

pay attention
One must pay attention to the road signs.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

miss
The man missed his train.
missen
De man heeft zijn trein gemist.

mix
Various ingredients need to be mixed.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.

run over
Unfortunately, many animals are still run over by cars.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.

ignore
The child ignores his mother’s words.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

spend the night
We are spending the night in the car.
overnachten
We overnachten in de auto.

ring
Do you hear the bell ringing?
rinkelen
Hoor je de bel rinkelen?

throw
He throws the ball into the basket.
gooien
Hij gooit de bal in de mand.

imagine
She imagines something new every day.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

waste
Energy should not be wasted.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
