Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)
start
The soldiers are starting.
beginnen
De soldaten beginnen.
deliver
Our daughter delivers newspapers during the holidays.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
comment
He comments on politics every day.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
take over
The locusts have taken over.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
fight
The fire department fights the fire from the air.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.
paint
The car is being painted blue.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
feel
The mother feels a lot of love for her child.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
explain
Grandpa explains the world to his grandson.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.
hang
Both are hanging on a branch.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
translate
He can translate between six languages.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
stand
The mountain climber is standing on the peak.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.