Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

understand
I finally understood the task!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

check
The dentist checks the patient’s dentition.
controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

pull
He pulls the sled.
trekken
Hij trekt de slee.

drive
The cowboys drive the cattle with horses.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.

paint
I want to paint my apartment.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

transport
The truck transports the goods.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

give birth
She will give birth soon.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.

work on
He has to work on all these files.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

compare
They compare their figures.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

prepare
She is preparing a cake.
bereiden
Ze bereidt een taart.
