Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

stop
The policewoman stops the car.
stoppen
De agente stopt de auto.

snow
It snowed a lot today.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.

drink
She drinks tea.
drinken
Ze drinkt thee.

share
We need to learn to share our wealth.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

order
She orders breakfast for herself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

want
He wants too much!
willen
Hij wil te veel!

drive through
The car drives through a tree.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

open
The child is opening his gift.
openen
Het kind opent zijn cadeau.

hope
Many hope for a better future in Europe.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.

press
He presses the button.
drukken
Hij drukt op de knop.

listen
He likes to listen to his pregnant wife’s belly.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
