Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

have at disposal
Children only have pocket money at their disposal.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

leave
The man leaves.
verlaten
De man vertrekt.

exercise
She exercises an unusual profession.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

paint
He is painting the wall white.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

order
She orders breakfast for herself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

produce
We produce our own honey.
produceren
We produceren onze eigen honing.

miss
He missed the chance for a goal.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.

park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

find one’s way back
I can’t find my way back.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

damage
Two cars were damaged in the accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

live
They live in a shared apartment.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
