Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/93221279.webp
degti
Židinyje dega ugnis.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/125400489.webp
palikti
Turistai palieka paplūdimį vidurdienį.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/117421852.webp
tapti draugais
Abi tapo draugėmis.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/112970425.webp
susierzinus
Ji susierzina, nes jis visada knarkia.
boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
cms/verbs-webp/113418367.webp
nuspręsti
Ji negali nuspręsti, kokius batelius dėvėti.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/40946954.webp
rūšiuoti
Jam patinka rūšiuoti savo antspaudus.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/90321809.webp
išleisti pinigus
Mums teks išleisti daug pinigų remontui.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
cms/verbs-webp/71991676.webp
palikti
Jie netyčia paliko savo vaiką stotyje.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
cms/verbs-webp/89516822.webp
nubausti
Ji nubausti savo dukrą.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/123619164.webp
plaukti
Ji nuolat plaukioja.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
cms/verbs-webp/57574620.webp
pristatyti
Mūsų dukra per atostogas pristato laikraščius.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/84472893.webp
važiuoti
Vaikai mėgsta važinėtis dviračiais ar paspirtukais.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.