Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/118011740.webp
construir
As crianças estão construindo uma torre alta.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
cms/verbs-webp/94555716.webp
tornar-se
Eles se tornaram uma boa equipe.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/50772718.webp
cancelar
O contrato foi cancelado.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cms/verbs-webp/122707548.webp
estar de pé
O alpinista está no pico.
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
cms/verbs-webp/81973029.webp
iniciar
Eles vão iniciar o divórcio.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
cms/verbs-webp/89516822.webp
punir
Ela puniu sua filha.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/104476632.webp
lavar
Eu não gosto de lavar a louça.
afwassen
Ik hou niet van afwassen.
cms/verbs-webp/100965244.webp
olhar para baixo
Ela olha para o vale abaixo.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/129203514.webp
conversar
Ele frequentemente conversa com seu vizinho.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
cms/verbs-webp/78073084.webp
deitar
Eles estavam cansados e se deitaram.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
cms/verbs-webp/106997420.webp
deixar intacto
A natureza foi deixada intacta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
cms/verbs-webp/108295710.webp
soletrar
As crianças estão aprendendo a soletrar.
spellen
De kinderen leren spellen.