Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

pisati
Prošle sedmice mi je pisao.
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.

slušati
On je sluša.
luisteren
Hij luistert naar haar.

učiniti
Žele nešto učiniti za svoje zdravlje.
doen voor
Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

raditi
Motocikl je pokvaren; više ne radi.
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.

pjevati
Djeca pjevaju pjesmu.
zingen
De kinderen zingen een lied.

pokazati
Mogu pokazati vizu u svom pasošu.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

čuvati
Novac čuvam u noćnom ormariću.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

gledati
Na odmoru sam pogledao mnoge znamenitosti.
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.

čekati
Ona čeka autobus.
wachten
Ze wacht op de bus.

slušati
Rado sluša trbuh svoje trudne supruge.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.

vidjeti
Bolje možete vidjeti s naočalama.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
