Woordenlijst
Leer werkwoorden – Spaans

atrever
Se atrevieron a saltar del avión.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.

dormir
Quieren finalmente dormir hasta tarde una noche.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

aceptar
Algunas personas no quieren aceptar la verdad.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

llorar
El niño está llorando en la bañera.
huilen
Het kind huilt in het bad.

informar
Ella informa el escándalo a su amiga.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.

cantar
Los niños cantan una canción.
zingen
De kinderen zingen een lied.

renovar
El pintor quiere renovar el color de la pared.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

restringir
¿Se debe restringir el comercio?
beperken
Moet handel worden beperkt?

lanzar
Él lanza su computadora enfadado al suelo.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.

describir
¿Cómo se pueden describir los colores?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?

dejar entrar
Nunca se debe dejar entrar a extraños.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
