Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/97593982.webp
preparar
¡Se está preparando un delicioso desayuno!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/118232218.webp
proteger
Los niños deben ser protegidos.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/129945570.webp
responder
Ella respondió con una pregunta.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/120128475.webp
pensar
Ella siempre tiene que pensar en él.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/122479015.webp
cortar
La tela se está cortando a medida.
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
cms/verbs-webp/65199280.webp
correr tras
La madre corre tras su hijo.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
cms/verbs-webp/104759694.webp
esperar
Muchos esperan un futuro mejor en Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/117284953.webp
escoger
Ella escoge un nuevo par de gafas de sol.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/74176286.webp
proteger
La madre protege a su hijo.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/82604141.webp
tirar
Él pisa una cáscara de plátano tirada.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/119188213.webp
votar
Los votantes están votando sobre su futuro hoy.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
cms/verbs-webp/84850955.webp
cambiar
Mucho ha cambiado debido al cambio climático.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.