Testen 1



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Wed Oct 15, 2025

0/10

Klik op een woord
1. een
2. ik en jij
y tú   See hint
3. een, twee, drie
uno, dos,   See hint
4. Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.
niño / A la niña le gustan el cacao y el zumo de manzana.   See hint
5. De afwas is vuil.
La vajilla sucia.   See hint
6. Ik wil graag naar de luchthaven.
gustaría ir al aeropuerto.   See hint
7. Houd je van varkensvlees?
¿Te gusta carne de cerdo?   See hint
8. Waar is de bushalte?
¿Dónde está parada del autobús?   See hint
9. Waar is het kasteel?
, está el castillo?   See hint
10. Neem zonnecrême mee.
Lleva crema contigo .   See hint