Woordenlijst

Leer werkwoorden – Spaans

cms/verbs-webp/42111567.webp
equivocar
¡Piensa bien para que no te equivoques!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
cms/verbs-webp/25599797.webp
reducir
Ahorras dinero cuando reduces la temperatura de la habitación.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
cms/verbs-webp/15353268.webp
exprimir
Ella exprime el limón.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/9435922.webp
acercarse
Los caracoles se están acercando entre sí.
dichterbij komen
De slakken komen dichter bij elkaar.
cms/verbs-webp/105623533.webp
deber
Se debería beber mucha agua.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
cms/verbs-webp/84365550.webp
transportar
El camión transporta las mercancías.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/1422019.webp
repetir
Mi loro puede repetir mi nombre.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/84314162.webp
extender
Él extendió los brazos de par en par.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/100965244.webp
mirar hacia abajo
Ella mira hacia abajo al valle.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
cms/verbs-webp/123203853.webp
causar
El alcohol puede causar dolores de cabeza.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cms/verbs-webp/103910355.webp
sentar
Muchas personas están sentadas en la sala.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.
cms/verbs-webp/123237946.webp
suceder
Aquí ha sucedido un accidente.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.