Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/82845015.webp
reportar-se
Todos a bordo se reportam ao capitão.
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
cms/verbs-webp/123367774.webp
ordenar
Ainda tenho muitos papéis para ordenar.
sorteren
Ik heb nog veel papieren te sorteren.
cms/verbs-webp/101765009.webp
acompanhar
O cachorro os acompanha.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
cms/verbs-webp/74176286.webp
proteger
A mãe protege seu filho.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/114993311.webp
ver
Você pode ver melhor com óculos.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/79317407.webp
comandar
Ele comanda seu cachorro.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.
cms/verbs-webp/93697965.webp
conduzir
Os carros conduzem em círculo.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/111750432.webp
pendurar
Ambos estão pendurados em um galho.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/92266224.webp
desligar
Ela desliga a eletricidade.
uitzetten
Ze zet de elektriciteit uit.
cms/verbs-webp/78309507.webp
cortar
As formas precisam ser recortadas.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
cms/verbs-webp/125116470.webp
confiar
Todos nós confiamos uns nos outros.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/43956783.webp
fugir
Nosso gato fugiu.
weglopen
Onze kat is weggelopen.