Woordenlijst
Leer werkwoorden – Pools

patrzeć
Ona patrzy w dół do doliny.
naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.

dzwonić
Ona może dzwonić tylko w czasie przerwy na lunch.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

przykrywać
Ona przykryła chleb serem.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

znosić
Ona nie może znosić śpiewu.
verdragen
Ze kan het zingen niet verdragen.

znać
Ona zna wiele książek niemal na pamięć.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.

odnaleźć
Nie mogłem odnaleźć mojego paszportu po przeprowadzce.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.

wejść
Proszę, wejdź!
binnenkomen
Kom binnen!

pisać
On pisze list.
schrijven
Hij schrijft een brief.

inicjować
Oni inicjują swój rozwód.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.

leżeć
Dzieci leżą razem na trawie.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.

oznaczać
Co oznacza ten herb na podłodze?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
