Woordenlijst

Leer werkwoorden – Noors

cms/verbs-webp/102853224.webp
bringe sammen
Språkkurset bringer studenter fra hele verden sammen.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/21342345.webp
like
Barnet liker den nye leken.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/113136810.webp
sende av gårde
Denne pakken vil bli sendt av gårde snart.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
cms/verbs-webp/4553290.webp
gå inn
Skipet går inn i havnen.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/27564235.webp
jobbe med
Han må jobbe med alle disse filene.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/97593982.webp
forberede
En deilig frokost blir forberedt!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!
cms/verbs-webp/63244437.webp
dekke
Hun dekker ansiktet sitt.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
cms/verbs-webp/57481685.webp
gjenta et år
Studenten har gjentatt et år.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
cms/verbs-webp/114091499.webp
trene
Hunden blir trent av henne.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
cms/verbs-webp/47969540.webp
bli blind
Mannen med merkene har blitt blind.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
cms/verbs-webp/61826744.webp
skape
Hvem skapte Jorden?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/80116258.webp
vurdere
Han vurderer selskapets prestasjon.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.