Woordenlijst
Leer werkwoorden – Noors
beskytte
En hjelm skal beskytte mot ulykker.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
overnatte
Vi overnatter i bilen.
overnachten
We overnachten in de auto.
se
Hun ser gjennom et hull.
kijken
Ze kijkt door een gat.
bruke
Selv små barn bruker nettbrett.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.
kysse
Han kysser babyen.
kussen
Hij kust de baby.
motta
Han mottok en lønnsøkning fra sjefen sin.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
bør
Man bør drikke mye vann.
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
utvikle
De utvikler en ny strategi.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
våkne
Han har nettopp våknet.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
være oppmerksom
Man må være oppmerksom på veiskiltene.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
blande
Du kan blande en sunn salat med grønnsaker.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.