Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/93792533.webp
bedeuten
Was bedeutet dieses Wappen auf dem Boden?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/80060417.webp
wegfahren
Sie fährt mit ihrem Wagen weg.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/120193381.webp
heiraten
Das Paar hat gerade geheiratet.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/32180347.webp
auseinandernehmen
Unser Sohn nimmt alles auseinander!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!
cms/verbs-webp/82604141.webp
wegwerfen
Er tritt auf eine weggeworfene Bananenschale.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/1422019.webp
nachsprechen
Mein Papagei kann meinen Namen nachsprechen.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/97119641.webp
lackieren
Das Auto wird blau lackiert.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/84472893.webp
fahren
Kinder fahren gerne mit Rädern oder Rollern.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/46385710.webp
akzeptieren
Hier werden Kreditkarten akzeptiert.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
cms/verbs-webp/84365550.webp
befördern
Der Lastwagen befördert die Güter.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
cms/verbs-webp/102853224.webp
zusammenbringen
Der Sprachkurs bringt Studenten aus aller Welt zusammen.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
cms/verbs-webp/110322800.webp
herziehen
Die Klassenkameraden ziehen über sie her.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.