Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

dipingere
Lui sta dipingendo la parete di bianco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

dipingere
Voglio dipingere il mio appartamento.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

piacere
A lei piace più il cioccolato che le verdure.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.
redden
De dokters konden zijn leven redden.

sorprendere
Lei ha sorpreso i suoi genitori con un regalo.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.

tagliare
Per l’insalata, devi tagliare il cetriolo.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

sentire
Non riesco a sentirti!
horen
Ik kan je niet horen!

tassare
Le aziende vengono tassate in vari modi.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

lasciare fermo
Oggi molti devono lasciare ferme le loro auto.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

promuovere
Dobbiamo promuovere alternative al traffico automobilistico.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.

progredire
Le lumache progrediscono lentamente.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
