Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/96571673.webp
dipingere
Lui sta dipingendo la parete di bianco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/66787660.webp
dipingere
Voglio dipingere il mio appartamento.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/118868318.webp
piacere
A lei piace più il cioccolato che le verdure.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/123953850.webp
salvare
I medici sono riusciti a salvargli la vita.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/125884035.webp
sorprendere
Lei ha sorpreso i suoi genitori con un regalo.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/121264910.webp
tagliare
Per l’insalata, devi tagliare il cetriolo.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/119847349.webp
sentire
Non riesco a sentirti!
horen
Ik kan je niet horen!
cms/verbs-webp/127620690.webp
tassare
Le aziende vengono tassate in vari modi.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/28642538.webp
lasciare fermo
Oggi molti devono lasciare ferme le loro auto.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
cms/verbs-webp/87153988.webp
promuovere
Dobbiamo promuovere alternative al traffico automobilistico.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
cms/verbs-webp/55372178.webp
progredire
Le lumache progrediscono lentamente.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/123619164.webp
nuotare
Lei nuota regolarmente.
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.