Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/33493362.webp
richiamare
Per favore, richiamami domani.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
cms/verbs-webp/120128475.webp
pensare
Lei deve sempre pensare a lui.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
cms/verbs-webp/121820740.webp
iniziare
Gli escursionisti hanno iniziato presto la mattina.
beginnen
De wandelaars begonnen vroeg in de ochtend.
cms/verbs-webp/102136622.webp
tirare
Lui tira la slitta.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/6307854.webp
venire
La fortuna sta venendo da te.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studiare
Le ragazze amano studiare insieme.
studeren
De meisjes studeren graag samen.
cms/verbs-webp/113671812.webp
condividere
Dobbiamo imparare a condividere la nostra ricchezza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/47225563.webp
ragionare insieme
Devi ragionare insieme nei giochi di carte.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
cms/verbs-webp/70624964.webp
divertirsi
Ci siamo divertiti molto al luna park!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
cms/verbs-webp/113418367.webp
decidere
Non riesce a decidere quale paio di scarpe mettere.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/103232609.webp
esporre
Qui viene esposta l’arte moderna.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/86196611.webp
investire
Purtroppo, molti animali vengono ancora investiti dalle auto.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.