Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/118008920.webp
beginnen
School begint net voor de kinderen.
iniziare
La scuola sta appena iniziando per i bambini.
cms/verbs-webp/129235808.webp
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
ascoltare
Gli piace ascoltare il ventre di sua moglie incinta.
cms/verbs-webp/11497224.webp
antwoorden
De student beantwoordt de vraag.
rispondere
Lo studente risponde alla domanda.
cms/verbs-webp/121112097.webp
schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
dipingere
Ho dipinto un bel quadro per te!
cms/verbs-webp/94796902.webp
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
ritrovare la strada
Non riesco a ritrovare la strada di ritorno.
cms/verbs-webp/113316795.webp
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.
accedere
Devi accedere con la tua password.
cms/verbs-webp/63935931.webp
draaien
Ze draait het vlees.
girare
Lei gira la carne.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
testare
L’auto viene testata nell’officina.
cms/verbs-webp/40632289.webp
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.
chiacchierare
Gli studenti non dovrebbero chiacchierare durante la lezione.
cms/verbs-webp/96531863.webp
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?
passare
Il gatto può passare attraverso questo buco?
cms/verbs-webp/116067426.webp
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
scappare
Tutti scappavano dal fuoco.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
affittare
Sta affittando la sua casa.