Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/92456427.webp
kopen
Ze willen een huis kopen.
comprare
Vogliono comprare una casa.
cms/verbs-webp/47802599.webp
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
preferire
Molti bambini preferiscono le caramelle alle cose sane.
cms/verbs-webp/118567408.webp
denken
Wie denk je dat sterker is?
pensare
Chi pensi sia più forte?
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
convivere
I due stanno pianificando di convivere presto.
cms/verbs-webp/93150363.webp
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
svegliarsi
Lui si è appena svegliato.
cms/verbs-webp/99951744.webp
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
sospettare
Lui sospetta che sia la sua fidanzata.
cms/verbs-webp/94909729.webp
wachten
We moeten nog een maand wachten.
aspettare
Dobbiamo ancora aspettare un mese.
cms/verbs-webp/44848458.webp
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
fermare
Devi fermarti al semaforo rosso.
cms/verbs-webp/84850955.webp
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
cambiare
Molto è cambiato a causa del cambiamento climatico.
cms/verbs-webp/73488967.webp
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
esaminare
I campioni di sangue vengono esaminati in questo laboratorio.
cms/verbs-webp/109542274.webp
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
far passare
Si dovrebbero far passare i rifugiati alle frontiere?
cms/verbs-webp/93393807.webp
gebeuren
Vreemde dingen gebeuren in dromen.
accadere
Nelle sogni accadono cose strane.