Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/21529020.webp
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
correre verso
La ragazza corre verso sua madre.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
abbracciare
La madre abbraccia i piccoli piedi del bambino.
cms/verbs-webp/40326232.webp
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!
capire
Ho finalmente capito il compito!
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
esporre
Qui viene esposta l’arte moderna.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
studiare
Le ragazze amano studiare insieme.
cms/verbs-webp/67095816.webp
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
convivere
I due stanno pianificando di convivere presto.
cms/verbs-webp/97335541.webp
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
commentare
Lui commenta la politica ogni giorno.
cms/verbs-webp/94153645.webp
huilen
Het kind huilt in het bad.
piangere
Il bambino piange nella vasca da bagno.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
accettare
Non posso cambiare ciò, devo accettarlo.
cms/verbs-webp/100634207.webp
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
spiegare
Lei gli spiega come funziona il dispositivo.
cms/verbs-webp/49853662.webp
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
scrivere ovunque
Gli artisti hanno scritto su tutta la parete.
cms/verbs-webp/86215362.webp
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
inviare
Questa azienda invia merci in tutto il mondo.