Vocabolario
Impara i verbi – Olandese

samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
riunire
Il corso di lingua riunisce studenti da tutto il mondo.

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
ricordare
Il computer mi ricorda i miei appuntamenti.

wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
abituarsi
I bambini devono abituarsi a lavarsi i denti.

verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
fidanzarsi
Si sono fidanzati in segreto!

verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
rimuovere
Come si può rimuovere una macchia di vino rosso?

belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
tassare
Le aziende vengono tassate in vari modi.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
esplorare
Gli astronauti vogliono esplorare lo spazio esterno.

beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limitare
Durante una dieta, bisogna limitare l’assunzione di cibo.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
trascorrere
Lei trascorre tutto il suo tempo libero fuori.

verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
affittare
Sta affittando la sua casa.

weigeren
Het kind weigert zijn eten.
rifiutare
Il bambino rifiuta il suo cibo.
