Vocabolario
Impara i verbi – Olandese

beschermen
De moeder beschermt haar kind.
proteggere
La madre protegge suo figlio.

voorstellen
De vrouw stelt iets voor aan haar vriendin.
suggerire
La donna suggerisce qualcosa alla sua amica.

verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
proseguire
Non puoi proseguire oltre questo punto.

verkennen
Mensen willen Mars verkennen.
esplorare
Gli umani vogliono esplorare Marte.

schrijven
Hij schrijft een brief.
scrivere
Sta scrivendo una lettera.

vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
fidarsi
Ci fidiamo tutti l’uno dell’altro.

hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
sperare
Molti sperano in un futuro migliore in Europa.

nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
prendere
Lei deve prendere molti farmaci.

monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
monitorare
Qui tutto è monitorato da telecamere.

gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.
accadere
È accaduto qualcosa di brutto.

herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.
ricordare
Il computer mi ricorda i miei appuntamenti.
