Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
dipingere
Lei ha dipinto le sue mani.
cms/verbs-webp/78309507.webp
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
ritagliare
Le forme devono essere ritagliate.
cms/verbs-webp/111160283.webp
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
immaginare
Lei immagina qualcosa di nuovo ogni giorno.
cms/verbs-webp/71991676.webp
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
lasciare dietro
Hanno accidentalmente lasciato il loro bambino alla stazione.
cms/verbs-webp/107299405.webp
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
chiedere
Lui le chiede perdono.
cms/verbs-webp/54887804.webp
garanderen
Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.
garantire
L’assicurazione garantisce protezione in caso di incidenti.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
parlare a
Qualcuno dovrebbe parlare con lui; è così solo.
cms/verbs-webp/117284953.webp
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
scegliere
Lei sceglie un nuovo paio di occhiali da sole.
cms/verbs-webp/123298240.webp
ontmoeten
De vrienden ontmoetten elkaar voor een gezamenlijk diner.
incontrare
Gli amici si sono incontrati per una cena condivisa.
cms/verbs-webp/121928809.webp
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.
rafforzare
La ginnastica rafforza i muscoli.
cms/verbs-webp/79046155.webp
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
ripetere
Puoi ripetere per favore?
cms/verbs-webp/118868318.webp
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
piacere
A lei piace più il cioccolato che le verdure.