Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

cms/verbs-webp/128159501.webp
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
mescolare
Vari ingredienti devono essere mescolati.
cms/verbs-webp/8482344.webp
kussen
Hij kust de baby.
baciare
Lui bacia il bambino.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
girare
Puoi girare a sinistra.
cms/verbs-webp/124740761.webp
stoppen
De vrouw stopt een auto.
fermare
La donna ferma un’auto.
cms/verbs-webp/51119750.webp
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
orientarsi
So come orientarmi bene in un labirinto.
cms/verbs-webp/105623533.webp
moeten
Men zou veel water moeten drinken.
dovere
Si dovrebbe bere molta acqua.
cms/verbs-webp/121180353.webp
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
perdere
Aspetta, hai perso il tuo portafoglio!
cms/verbs-webp/47241989.webp
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cercare
Ciò che non sai, devi cercarlo.
cms/verbs-webp/120686188.webp
studeren
De meisjes studeren graag samen.
studiare
Le ragazze amano studiare insieme.
cms/verbs-webp/103163608.webp
tellen
Ze telt de munten.
contare
Lei conta le monete.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
ostentare
A lui piace ostentare i suoi soldi.
cms/verbs-webp/71612101.webp
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.
entrare
La metropolitana è appena entrata nella stazione.