Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

allontanare
Un cigno ne allontana un altro.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.

enfatizzare
Puoi enfatizzare i tuoi occhi bene con il trucco.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.

fare spazio
Molte vecchie case devono fare spazio per quelle nuove.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

coprire
Ha coperto il pane con il formaggio.
bedekken
Ze heeft het brood met kaas bedekt.

consegnare
Il ragazzo delle pizze consegna la pizza.
bezorgen
De pizzabezorger bezorgt de pizza.

aggiornare
Oggi devi costantemente aggiornare le tue conoscenze.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

accettare
Qui si accettano carte di credito.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.

accadere
Qui è accaduto un incidente.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

abbassare
Risparmi denaro quando abbassi la temperatura della stanza.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.

salutare
La donna saluta.
afscheid nemen
De vrouw neemt afscheid.

abbracciare
La madre abbraccia i piccoli piedi del bambino.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
