Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

scegliere
È difficile scegliere quello giusto.
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.

ritagliare
Le forme devono essere ritagliate.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.

aspettare
Mia sorella aspetta un bambino.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.

guidare
Lui guida la ragazza per mano.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

capire
Ho finalmente capito il compito!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

mescolare
Puoi fare un’insalata sana mescolando verdure.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.

contenere
Pesce, formaggio e latte contengono molte proteine.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

saltellare
Il bambino salta felicemente in giro.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

rinnovare
Il pittore vuole rinnovare il colore delle pareti.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

calciare
Attenzione, il cavallo può calciare!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
