Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

lie
Sometimes one has to lie in an emergency situation.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.

fight
The fire department fights the fire from the air.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

need
You need a jack to change a tire.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

keep
I keep my money in my nightstand.
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.

cover
The child covers itself.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

go
Where did the lake that was here go?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

go back
He can’t go back alone.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.

meet
Sometimes they meet in the staircase.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.

open
Can you please open this can for me?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

let in front
Nobody wants to let him go ahead at the supermarket checkout.
voor laten
Niemand wil hem voor laten gaan bij de kassa van de supermarkt.

pick out
She picks out a new pair of sunglasses.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
