Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

tax
Companies are taxed in various ways.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

need to go
I urgently need a vacation; I have to go!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!

become friends
The two have become friends.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

dial
She picked up the phone and dialed the number.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

pick out
She picks out a new pair of sunglasses.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

move
My nephew is moving.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.

speak
He speaks to his audience.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

kick
Be careful, the horse can kick!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

return
The boomerang returned.
terugkomen
De boemerang kwam terug.

trust
We all trust each other.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

pass
Time sometimes passes slowly.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
