Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/127620690.webp
tax
Companies are taxed in various ways.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.
cms/verbs-webp/85871651.webp
need to go
I urgently need a vacation; I have to go!
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
cms/verbs-webp/117421852.webp
become friends
The two have become friends.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/89635850.webp
dial
She picked up the phone and dialed the number.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/117284953.webp
pick out
She picks out a new pair of sunglasses.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.
cms/verbs-webp/83776307.webp
move
My nephew is moving.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/93169145.webp
speak
He speaks to his audience.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.
cms/verbs-webp/102304863.webp
kick
Be careful, the horse can kick!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/83548990.webp
return
The boomerang returned.
terugkomen
De boemerang kwam terug.
cms/verbs-webp/125116470.webp
trust
We all trust each other.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
cms/verbs-webp/90539620.webp
pass
Time sometimes passes slowly.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
cms/verbs-webp/86996301.webp
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.