Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)
hire
The company wants to hire more people.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
change
The car mechanic is changing the tires.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
lead
He enjoys leading a team.
leiden
Hij leidt graag een team.
set back
Soon we’ll have to set the clock back again.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
overcome
The athletes overcome the waterfall.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
prepare
She is preparing a cake.
bereiden
Ze bereidt een taart.
need
I’m thirsty, I need water!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!
miss
He misses his girlfriend a lot.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
waste
Energy should not be wasted.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
work
She works better than a man.
werken
Ze werkt beter dan een man.
spend the night
We are spending the night in the car.
overnachten
We overnachten in de auto.