Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/82604141.webp
weggooi
Hy trap op ’n weggegooide piesangskil.
weggooien
Hij stapt op een weggegooide bananenschil.
cms/verbs-webp/114993311.webp
sien
Jy kan beter sien met brille.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/41935716.webp
verdwaal
Dit is maklik om in die woud te verdwaal.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/55372178.webp
vorder
Slakke maak slegs stadige vordering.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imiteer
Die kind imiteer ’n vliegtuig.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/853759.webp
verkoop
Die koopwaar word uitverkoop.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/5135607.webp
trek uit
Die buurman trek uit.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/120900153.webp
buite gaan
Die kinders wil uiteindelik buite gaan.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/132030267.webp
verbruik
Sy verbruik ’n stuk koek.
consumeren
Ze consumeert een stukje taart.
cms/verbs-webp/129403875.webp
lui
Die klok lui elke dag.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
cms/verbs-webp/99592722.webp
vorm
Ons vorm ’n goeie span saam.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/94796902.webp
terugvind
Ek kan my weg nie terugvind nie.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.