Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/117421852.webp
vriende word
Die twee het vriende geword.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/12991232.webp
dank
Ek dank u baie daarvoor!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/62175833.webp
ontdek
Die seemanne het ’n nuwe land ontdek.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toelaat
Mens moet nie depressie toelaat nie.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/853759.webp
verkoop
Die koopwaar word uitverkoop.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
cms/verbs-webp/105681554.webp
veroorsaak
Suiker veroorsaak baie siektes.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
cms/verbs-webp/66787660.webp
verf
Ek wil my woonstel verf.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbrand
Die vuur sal baie van die woud afbrand.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/89635850.webp
skakel
Sy het die foon opgetel en die nommer geskakel.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/108218979.webp
moet
Hy moet hier afklim.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
cms/verbs-webp/59121211.webp
lui
Wie het die deurbel gelui?
bellen
Wie heeft er aan de deurbel gebeld?
cms/verbs-webp/99769691.webp
verbygaan
Die trein gaan by ons verby.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.