Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
polaziti
Vlak polazi.
vertrekken
De trein vertrekt.
otkazati
Nažalost, otkazao je sastanak.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
trčati prema
Djevojčica trči prema svojoj majci.
toelopen
Het meisje loopt naar haar moeder toe.
objaviti
Izdavač je objavio mnoge knjige.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
slijediti
Moj pas me slijedi kada trčim.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
zvati
Može zvati samo tijekom pauze za ručak.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
dostaviti
On dostavlja pizze kućama.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
zadržati
Možete zadržati novac.
houden
Je mag het geld houden.
znati
Ona zna mnoge knjige gotovo napamet.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
voljeti
Stvarno voli svog konja.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
pogriješiti
Dobro razmisli da ne pogriješiš!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!