Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch
snijegiti
Danas je puno snijegilo.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
prolaziti pokraj
Vlak prolazi pokraj nas.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
gledati jedno drugo
Dugo su se gledali.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
sjesti
Ona sjedi kraj mora pri zalasku sunca.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
čavrljati
Često čavrlja s susjedom.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.
početi
Vojnici počinju.
beginnen
De soldaten beginnen.
izgubiti
Čekaj, izgubio si novčanik!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!
dogoditi se
Je li mu se nešto dogodilo u radnoj nesreći?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?
gurnuti
Medicinska sestra gura pacijenta u kolicima.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
transportirati
Kamion transportira robu.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.
vjerovati
Mnogi ljudi vjeruju u Boga.
geloven
Veel mensen geloven in God.